Exodus 2: 11-22 ( kern vs 22b)
Handelingen 7: 22-29
Hebreeen 11: 24-46
Mozes belijdt zijn vreemdelingschap
-vreemdeling aan Farao’s hof
-vreemdeling bij zijn eigen volk
-vreemdeling bij God
Mozes= rijk, goed onderricht ( leiderschap), kan alles krijgen, maar voelt zich verbonden met het volk waar hij vandaan komt. Hij noemt hen broeders.
God bereid hem voor op zijn nieuwe taak. Hij moest eerst nog meer leren door te vluchten en schaapherder te worden. Zo leert hij ook de ongevibg te kennen ( waterbronnen, juiste routes) Dat komt later van pas.
Source: Kerkdiensten archief